Interview
Rijksbouwmeester Francesco Veenstra: ‘Ja, Nederland is lelijker geworden de laatste jaren’
We moeten nu nadenken hoe we over een eeuw omgaan met energie, data, water. Rijksbouwmeester Veenstra: „Alles heeft z’n weerslag op de ruimte.”
Er zijn nogal wat crises waar architect Francesco Veenstra (49) mee te maken heeft in zijn nieuwe rol als Rijksbouwmeester. Een fijn, betaalbaar huis is zowat een luxegoed geworden. Natuur verdwijnt en verschraalt. De kwaliteit van het oppervlaktewater is slecht. In de lucht zit te veel stikstof. En intussen wordt Nederland natter, droger en warmer, terwijl de zeespiegel stijgt.
„Die problemen zijn niet van gisteren”, zegt Veenstra in zijn kantoor op het ministerie van Financiën. „Ze bestaan al zo’n tweehonderd jaar, sinds we het land zijn gaan cultiveren.” Maar zo urgent als nu zijn ze nooit geweest, en een oplossing voor het ene probleem kan het andere juist verergeren. Wie een weg aanlegt, moet natuur spitten; wie een dijk verhoogt, heeft ruimte nodig. „Mijn rol is enorm verbreed”, zegt Veenstra. „Die draait allang niet meer alleen om Rijksgebouwen, maar om een hele bulk maatschappelijke problemen.”
Veenstra, geboren en opgegroeid in Leeuwarden en woonachtig in de Rotterdamse wijk Overschie, werd architect omdat „de relatie tussen iets bedenken en iets maken” hem fascineerde. Hij volgde in september Floris Alkemade op als Rijksbouwmeester, de voorzitter van het College van Rijksadviseurs. Dat vormt hij samen met stedenbouwkundige Wouter Veldhuis en landschapsarchitect Jannemarie de Jonge.
Hun taak: overheden adviseren over de ruimte. Advies aan de gemeente Eemsdelta bijvoorbeeld, middenin het aardbevingsgebied in Oost-Groningen, die bezig is met een versterkingsoperatie. Of aan het Rijk, over de opmars van datacenters. Ook de renovatie van het Binnenhof en de huisvesting van het KNMI en de Algemene Rekenkamer vallen binnen hun portefeuille.
Het verbinden van alle ruimtelijke problemen – en daarmee van ministeries – ziet Veenstra als zijn belangrijkste opdracht als Rijksbouwmeester. „Ik geloof erin dat je fundamentele problemen tegelijk moet aanpakken”, zegt hij. „Niet alleen op de plek waar ze worden veroorzaakt. Ja, als je boeren uitkoopt krijg je minder stikstof en meer bouwlocaties, maar als die vooral liggen op laaggelegen grond die nog verder zal dalen, dan schieten we er voor de waterproblematiek niks mee op. Je moet niet alleen naar de landbouw kijken, maar ook naar de uitstoot en de bouw.”
Wat ervoor nodig is: een overkoepelende visie van het Rijk en de samenleving. „We moeten nu al nadenken over hoe we over honderd jaar omgaan met energie, water, data en goederenstromen. Hoe gaan we naar ons werk, wat doen we in onze vrije tijd? Er zal wellicht meer tijd zijn om privé te besteden, omdat we minder werken. Dat heeft allemaal weerslag op de ruimte. Binnensteden gaan er echt anders uitzien: minder auto’s, meer groen, meer ruimte voor sport, recreatie en ontmoetingen.”
<………………………… lees het gehele artikel op NRC ……………………………>
Is Nederland lelijker geworden in afgelopen jaren, toen de ruimtelijke ordening is losgelaten?
Hij denkt even na. „Ja, zeker. Denk aan de ongebreidelde groei van industrieterreinen. Of de datacenters in Hollands Kroon. Wat dat ruimtelijk doet: niet alleen komt er een datacenter van tig voetbalvelden groot, maar omdat er zoveel energie nodig is om ze te laten draaien, en daar zo veel warmte bij vrijkomt, wordt er een kassencomplex naast gebouwd. Dat vergroot de kassenindustrie. Vervolgens zie je dat de industrie steeds efficiënter wordt. Met als gevolg dat er steeds meer energie vrijkomt voor de kassen – en er dus nóg meer kassen komen.
„Als er geen beleid is, geen regie, vanuit het Rijk, provincie en gemeenten, dan ontstaat zoiets gewoon. Zonder dat je er erg in hebt. Daarom is ruimtelijke ordening zo ongelofelijk belangrijk.”
Veenstra, architect
Francesco Veenstra (Leeuwarden, 1973) studeerde aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. Hij liep stage bij het internationaal vermaarde Delftse architectenbureau Mecanoo, waar hij ruim twintig jaar bleef werken, vanaf 2007 als partner. Veenstra werkte ook tien jaar als architect in Engeland. In 2017 zette hij met twee collega’s het bureau Vakwerk Architecten op in Delft. Tussen 2019 en 2021 was hij voorzitter van Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus.